vrijdag 27 mei 2016

Even een infuusje halen bij de OK

Pieeeeeep! Zesendertigacht. Nee, ik heb geen bingo, dit is mijn temperatuur. Volgens de oorthermometer. Het zal eens een tiende naar boven of naar beneden schelen, maar dat is het dan ook. Ook mijn bloeddruk wordt bekeken. Okee. En aan mijn hartslag is weer duidelijk te zien dat ik niet normaal een trap op kan lopen. Zelfs niet met mijn abominabele conditie op het moment.

Ik word nauwlettend gemonitord terwijl het infuus inloopt, met het oog op een mogelijke alergische reactie. Die zich de afgelopen tien keer niet heeft voorgedaan, en waarvan ik ook niet verwacht dat het zich de 11e keer dan als nog zal vertonen. Maar goed, protocol is protocol.
Zo tegen het eind van de chemo's hebben mijn aderen wel behoorlijk geleden onder de troep die mijn lijf is in gepompt. En met een wekelijks ritme, is er werkelijk geen plekje meer op mijn handen en polsen dat niet aan de beurt is geweest. En dan is een infuusje prikken best een uitdaging. 

De verpleegkundige van dienst neemt het zekere voor het onzekere en belt de ok. Hij heeft me denk ik nèt een keer teveel vol plakkers naar huis zien gaan. Ik vind het best, ik geef niet zoveel, als in niets, om een rol als speldenkussen, toch vind ik naar de ok moeten toch stiekem ook een beetje eng. Al ben ik er wel eens eerder geweest.

Het moet per rolstoel, hoe patiënterig kan je je voelen, maar het is protocol. En dus wordt ik door de gangen van Bernhoven gereden, lift in, klapdeur door, gang in. We zijn er. De verkoeverkamer. Of liever gezegd zaal. Een grote ruimte, met bedden langs de wanden, een computerbureaueiland in het midden. Mensen in donkerblauwe overalls, haarnet, en van die lelijke plastic klompen. Het is er best druk, alle bedden zijn gevuld. Een tweetal kinderbedden. En ik in mijn rolstoel, ergens rechts achterin in de hoek. Op mijn schoot de infuuszak met natrium, een reepje papier dat met een heel groot woord 'opdrachtbrief' heet, en op mijn linker arm een warmtepakking, want dan komen de aderen beter op.
Ik bekijk de bedrijvigheid met aandacht. Heb toch niks anders te doen. Links van me wordt een ruggeprik gezet. Rechts van me ligt een vrouw met een groot verband over haar oog. 
Het duurt even, maar ach, ik heb toch niks anders gepland vandaag. 

Het infuus in de rug van mijn linker hand, zit er in één keer in. Het kraantje loopt vol bloed. Het zit goed.
Op de dagbehandeling oncologie wordt nog een keer gecheckt, de middelen zijn niet zo lekker voor je weefsels als ze buiten je aders komen, dus willen ze zeker weten dat het infuus goed zit. Natuurlijk verrekken mijn aderen het om bloed te geven. Ach ja, eigenwijs zit dus blijkbaar in elke vezel van je lijf. Inmiddels ben ik al ervaringsdeskundige aardig gepokt en gemazeld. Ik voel de kou van de infuusvloeistof inmiddels voorbij mijn elleboog en weet dat het naaldje weliswaar lang is, maar zeker niet zo lang. En ook weet ik hoe infuusvloeistof op de verkeerde plek voelt, auw. Dat infuus zit wel goed. We kunnen aan de slag. Een paar uur, een kop soep, twee smoothies, en een zakje m&ms later zijn de zakken leeg, de pomp stopt, en mijn bloed vloeit terug de infuus slang in, mooi rood. Kijk,zeg ik tegen de verpleegkundige, heb je toch nog je bloed!

Hij lacht en verbindt de infuusplek. Ik druk de plek af, en trek precies op tijd mijn vinger weg. 'Je bent er goed op ingespeeld' zegt de verpleegkundige. Ach ja, zeg ik, jullie houden er dan ook al maanden een strak trainingschema op na!




dinsdag 24 mei 2016

Ik ben Ezra, ik ben 39 jaar en ik doe een speldenkussen na

Ik heb niet zo'n goede verstandhouding met naalden. Ze prikken namelijk in je. En dat vind ik niet zo gezellig, dingen die in me prikken. Maar ja, dan heb je dus borstkanker, en ja dan komt er menig naaldje aan te pas. Infuusnaaldje, injectienaaldje, bloedpriknaaldje, biopsienaaldje (maak daar trouwens maar NAALD van). Een naaldenfobietje is in zo'n situatie niet zo heel erg handig. Nu is het niet zo dat ik van mijn stokje ga, maar ik heb nou niet bepaald de neiging om eens gezellig te gaan kijken hoe zo'n ding mijn toch wat getergde vel doorboord. Maar ach, we zijn een grote meid, en dus ondergaan we het blijmoedig, althans, doen we alsof we het blijmoedig ondergaan.
Chemo heeft nogal wat invloed op je lijf. De kankercelletjes gaan er gezellig van kapot, maar een heleboel andere dingen in je lijf hebben er ook aardig onder te lijden. Je bloedvaten bijvoorbeeld. Of zoals de verpleegkundige toch wat eufimistisch zeggen, de kwaliteit van je bloedvaten gaat achteruit. Nou helpt het natuurlijk niet echt dat er wekelijks ingeprikt wordt, daar raak je nogal lek van kan ik je vertellen, en je begint een aardige collectie littekenweefsel te verzamelen. Dat zijn van die dingen die priktechnisch ook niet echt bevordelijk zijn. 
Tja en dan zit ik weer in de chemostoel, en sluit ik inwendig weddenschappen met mezelf af in hoeveel pogingen het infuus er dit keer in zal zitten. Mijn record is vijf, toen moest ik naar de ok, maar meestal doet het aloude adagium driemaal is scheeprecht opgeld.
Soms wordt er door de ader heen geprikt, soms zit er een klepje in de weg. En dan ben ik weer een paar plakkers rijker, en ga ik de rest van de week wat beursig door het leven. 

Maar goed, ik ben nog steeds te prikken. Ik heb geen pickline of portocath. Of hoe zo'n ding ook heten moge. Het lukt nog steeds iedere keer. En dus tel ik mijn zegeningen. Nog twee keer, en dan is het chemogebeuren achter de rug. De volgende stappen in mijn weg zijn weer spannend op zich. Maar al met al ben ik al een heel eind op weg.


zondag 1 mei 2016

Zacht aan de randjes

Vind je het erg? Vraagt de oncologisch verpleegkundige.

Nee, het gaat niet over mijn absente haar. Het gaat over mijn gewicht, mijn gewicht dat alles behalve absent is. Tja, waar bij heel veel kankerpatiënten het fenomeen 'eten' een heel gedoe is, en het op gewicht blijven een daaruit voortvloeiende uitdaging is, heb ik daar niet zo'n last van. Ik ben door al de kuren heen goed blijven eten, al wil je soms niet weten wat, en heb nooit hoeven overgeven dankzij de onvolprezen antimisselijkeheidsmedicijnen. In combinatie met nogal weinig beweging is het resultaat nog wat meer Ezra dan aan het begin van dit kankeravontuur. 

De weegschaal en ik hebben nooit een heel innig relatie onderhouden, ik verwaarloosde hem schromelijk. Het merendeel van de tijd bracht hij batterijloos en verstoft onder een kast door, maar nu moet hij toch echt regelmatig aan de bak. Ik moet namelijk per start van de nieuwe set kuren, het zijn namelijk vier setjes van drie, mijn gewicht doorgeven. Dat heeft iets te maken met de dosering van de chemicaliën die mijn lijf in gaan.  En dus weet ik zo ongeveer voor het eerst in mijn leven bij benadering precies hoeveel ik weeg.

En dat is wel wat meer dan ik zou wensen. 
Maar ach, ik tel mijn zegeningen, te mager zou pas echt een probleem zijn.
Nu heb ik tenminste wel weer wat bij te zetten, als dat nodig is.

Dus tja, dan maar 'wat zacht aan de randjes'.
Het is voor de goede zaak.
En ik heb nu trouwens ook wel belangrijke dingen aan mijn hoofd om me druk over te maken, dan over de zachtheid van mijn randjes.

Dus.

'Nee, Ik vind het niet erg.'

'Ik revalideer het er straks wel weer af.' Antwoord ik.

Hmm, nooit gedacht dat ik er nog eens naar uit zou kijken om weer te gaan sporten ;-)